This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project to make the world's books discoverable online.

It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the publisher to a library and finally to you.

Usage guidelines

Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.

We also ask that you:

+ Make non- commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for personal, non-commercial purposes.

+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the use of public domain materials for these purposes and may be able to help.

+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.

About Google Book Search

Google's mission is to organize the world's Information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web

at http : //books . google . com/|

itized by

Google

Digitized by

Google

Google

^1 :

Digitized by

Google

wesrrm

Google

24

''^1 :

Digitized by

Google

Digitized by

Google

Digitized by

Google

Digitized by

Google

CATALOGUS.

Dr. H. C. ROGGE, G. DE VEIES.

OUIS D. PETIT l»»» Gbdbbltb.

, E. J. BRILL.

1887.

Digitized by

Google

Digitized by

Google

CATALOGUS

DER

BIBLIOTHEEK

VAN DE

MAATSCHAPPIJ

DER

NËDERLANDSCHE LETTERKUNDE

TE LEIDEN. .

EERSTE DEEL.

1*(« Atd. UAHmncmBMWTKN , bewerkt DOOB Dr. H. C. BOGGE, MBT Sdpplbmbnt bewbbkt DOOB D'. S. G. DE VRIES.

2^ AFD. BmüKWERKEBr , BEWSBET DOOB LOUIS D. PETIT lot» aSDSKLTB.

LEIDEN, E. J. BRILL.

1887.

Digitized by

Google

/

Digitized by

Google

Nu, na een onvermoeiden arbeid van ruim 5 jaren de tweede Afdeeling van den Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappy der Nederlandsche Letter- kunde voltooid voor ligt, en de gebeele Catalogus binnen weinige weken geheel compleet, en door de b\j alle Afdeelingen gevoegde Supplementen tot heden bQge- werkt, in het bezit der leden wezen zal, is thans het oogenblik gekomen om, b|} wijze van inleiding, het een en ander mede te deelen over de lotgevallen dezer Bibliotheek. Wèl is reeds in de voorrede van den Catalogus van 1847 de geschie- denis onzer boekerij medegedeeld en door Dr. W. Bisschop zeer uitvoerig herhaald in het in 1867 verschenen „Gedenkschrift^ uitgegeven ter geiegenheid van het eerste eeuwfeesV'.^ en zou ik dus kunnen volstaan met den belangstellenden lezer daarnaar te verwijzen; ik meende echter beter te doen wanneer ik, steunende op de mede- deelingen m\jner genoemde voorgangers, de lotgevallen onzer Bibliotheek zoo beknopt mogelijk verhaalde. Te eerder meende ik dat te mogen doen', daar dat Gedenkschrift by hen, die 1867 Lid onzer Maatschappij werden, zoo goed als onbekend is en ik dan tevens gelegenheid vond om de daarin medegedeelde geschiedenis, die slechts loopt tot het jaar 1866, b\j te werken tot op het tegenwoordige oogenblik.

Een drietal Studenten der Leidsche Hoogeschool, de HH. W. M. Quabt, A. VAK AssENDSLFT OU E. A^ Ebeet vereouigde zich in 1767 tot gezamenlijke be- oefening der vaderlandsche letterkunde, geschiedenis en oudheidkunde. F. van Lbltvbld, de student H. Tollius, H. van Wun en P. Paludanus voegden zich b\j hen en zoo ontstond langzamerhand uit dien gezelligen vriendenkring een Genootschap met het doel de studie der Nederlandsche] taal- en letterkunde, geschiedenis en oud- heidkunde te bevorderen onder de zinspreuk : Mnima crescunt. Het ledental werd allengs, grooter en [nadat M. Tydsican en A. Eluit mede tot het lidmaatschap waren toegetreden , werd het plan gevormd tot het oprichten eener Maatschappij der Neder- landsche Letterkunde. Dit plan vond voldoende ondersteuning, een aantal aanzien-

375165 Digitized by Googlc

VI

lijke en bekende geleerden werd uitgenoodigd daaraan deel te nemen en zoo werd in 1766 de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde opgericht^).

De weinige boeken en handschriften die het Genootschap bezat, gingen aan de nieuwe Maatschappij over, en deze kleine verzameUng vormde dus de kiem onzer thans zoo uitgebreide en belangrijke bibliotheek. Reeds spoedig na de oprichting der Maatschappij gaven enkele leden, doordrongen van het juiste denkbeeld dat de Bibliotheek dezer Maatschappij niet slechts voor, 'maar vooral door de leden ge- vormd moest worden, een exemplaar hunner geschriften ten geschenke en de eerste die daarvan het navolgenswaardige voorbeeld gaf, was de niet onverdienstelijke dichter W. VAN DBB Pot die zijn dichtstuk Endeldijk onmiddellijk na de uitgave aan de Maatschappij schonk. Jammer genoeg bleef het getal dier müde gevers zich tot enkelen bepalen. Slechts zeer weinigen volgden aanvankelijk dat goede voorbeeld na, zoodat de verschilleóide Voorzitters herhaaldelijk, ja zelfs geregeld, zich gedwon- gen gevoelden in hunhj^ openingsredenen voor de Algemeene Vergaderingen de belan- gen der Boekerij in de mildheid der leden ten dringendste aan te bevelen en hen op te wekken om geregeld van al hunne nieuwe uitgaven een exemplaar aan de Bibliotheek te schenken. Langzamerhand b^on men aan dat verzoek gevolg te geven en ofschoon het nu en dan dringend herhaald moest worden (merkwaardige overeenkomst met toenmaals en nu !) toch vloeiden de geschenken langzamerhand meer en meer toe en breidde de Bibliotheek zich voortdurend belangrijk uit

Het is natuurlijk niet wel mogelijk te dezer plaatse een opgave te geven van de honderden personen die sedert de oprichting der Maatschappij in 1766 tot heden hare Boekerij met geschenken vermeerderden, hunne namen trouwens werden geregeld in de jaarlflksche Verslagen medegedeeld ; toch meen ik voor sommige ge- schenken die eene belangrijke plaats in de geschiedenis der Bibliotheek innemen, eene uitzondering te mogen maken.

Op de Alg. Vergadering van 1788 werd door den Voorzitter medegedeeld dat het in dat jaar overleden medelid Z. H. Albwun aan de Maatschappij gelegateerd had „alle zijne oude Manuscripten (zooals het Extract uit z\jn Testament luidde), „als meede alle z\jne oude gedrukte min of meer raare Boeken, die in de Nederlandsche „Letterkunde van gebruik zijn, van welk alles hij Heer Testateur voomeemens is, „eigenhandige Lijsten, bij de grosse van dit z\jn Testament, neder te leggen enz.". Deze eigenhandige lijst bevindt zich in onze Bibliotheek en op bldz. XXIX— XXXn van den Catalogus' van 1847 vindt men eene opgave van de handschriften en boeken waaruit dit Legaat bestond.

Het tweede belangrijke en hoogst kostbare geschenk ontving de Maatschappij in 1841 toen een der leden, die voorloopig onbekend wenschte te bleven (in 1847 werd na het overlijden van den Heer Mr. Dibderik van Lbyden Gael bekend gemaakt dat deze de schenker was) , eene allermerkwaardigste verzameling Nederlandsche Too- neelstukken van vroegeren en lateren tyd, vergezeld van een, volgens de toen nog

1) Eene aitToerige geschiedenis der Maatschapp^ Tan de hand Tan J. T. BiBOifAN Tindt men in het hierboYen genoemde Oed€nkscAriJ't , blds. 121—219.

Digitized by

Google j

vil

gebruikelijke verdeeling naar de verschillende formaten van fol., 4®, groot en klein S'j alphaljetisoh ingerichten catalogus. Deze verzameling was oorspronkelijk bijeen- gebracht door den Heer Diedbrik van Lbyden, overleden te Amsterdam omstreeks 1810 , en door erfenis in handen gekomen van zijn neef, die overtuigd was het meest in den geest des verzamelaars te handelen wanneer hij de geheele kostbare verzameling aan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde schonk. Dat die verzameling kostbaar was en de Bibliotheek daardoor eene belangrijke aanwinst kreeg, blijkt vol- doende uit de mededeeling van den toenmaligen Voorzitter der Maatschappij Dr. M. SiBQEKBEEK in do Alg. Konst' en Letterbode van 1841 W. 44 waarin hij zegt : dat de collectie aan de Maatschappij geschonken vergeleken was met de als volledigst bekende verzameling van vroegeren tijd, die van den Heer J. van der Marck, waarvan de verkoop-catalogus in 1774 bij C. van Hooöevebn Jr. verscheen onder den titel : JToemroï der Nederduitsche Tooneélspelen enz., en dat by de vergelijking gebleken was dat de ver- zameling aan de Maatschappij geschonken, wat zeldzame stukken en volledigheid betrof, die eerstgenoemde verre overtrof. Achter die Naemrol nu vindt men eene opgave der besteede prijzen en der geheele opbrengst van den verkoop, bedragende niet minder dan /•2876; 12 stuiv.!

In 1861 kon de Voorzitter mededeeling doen van een hoogst belangrijk geschenk door de femilie Kluit aan de Maatschappij vereerd. Deze schonk namelijk al wat er van de papieren van den beroemden hoogleeraar A. Kluit uit de ramp van het jaar 1807, waarbij zijn huis ineenstortte en hij zelf doodelijk getroffen werd, gered was. Hoewel zich daaronder vele stukken bevonden die reeds door den hoog- leeraar in z\jn geschriften of door zijn studenten in hunne proefschriften gebruikt waren, toch vond men daarbij vele oude oorkonden en aanteekeningen die nog on- uitg^even waren. Adrla.an Kluit behoorde tot de oprichters en eerste leden der Maatschappij; zijne letterkundige nalatenschap kon daarom nergens beter dan in hare Boekerij nedergelegd worden.

De familie van Lennep volgde in 1867 dat voorbeeld, door aan de Maat- schappij het handschrift te vereeren der gedrukte werken van Jaoob van Lennep; te belangrijker, daar onder deze handschriften öf de eerste onuitgegeven bewerking van eenige stukken öf eene latere omwerking van andere voorkomen. Ook Mevrouw A. L. G. Bosboom-Toussaint schonk in 1877 het volledige handschrift van verschil- lende harer romans; eene verzameling die met de hiervoor genoemde van van Lennep een der vele sieraden onzer BibUotheek uitmaakt.

Dr. J. J. F. Wap verrijkte de boekerij in 1876 met eene buitengewoon vol- ledig exemplaar zyner tahijke werken, voor het meerendeel in fraaie, sommige zel& in zeer kostbare banden gebonden. Li deze verzameling bevindt zich menig stuk dat men in andere openbare bibliotheken te vergeefs zal zoeken. Daarenboven voegde h\j daaraan eene verzameling boeken toe door hem van aanteekeningen voor- zien, en eenige relieken van W. Bildbrdijk, een en ander uitvoerig medegedeeld op bladz. 69—80 van het Verslag der Handelingen onzer Maatschappij over 1876.

Het belangrijkste geschenk evenwel dat der Maatschappij ooit te beurt viel

Digitized by

Google

VIII

was ' toen in 1880 haar diep betreurd medelid Dr. Eelco Ysbwijs een schitterend blijk van zyne belangstelling in haar en hare Boekery gaf door aan haar zijne ge- heele kostbare bibliotheek te legateeren. Belangrijker en meer welkom geschenk ontving de Maatschappij nooit, want niet slechts ontving zij daardoor eene merk- waardige verzameling van boeken op het gebied der Nederlandsche taal- en letterkunde, waaronder eene menigte boeken voorkwam die men in hare boekerij vruchteloos zocht y maar ook de overige Gtermaansche, en niet minder de Romaansche talen waren door menig kostbaar boek of zeldzame uitgave goed vertegenwoordigd. Even- zoo werd door deze uiterste- wilsbeschikking de Afd. Geschiedenis, Oudheidkunde, Fabel- leer, Zeden en Gtewoonten en Plaatsbeschrijving belangrijk aangevuld; eene menigte boeken b. v. met betrekking tot Friesland en de Friesche taal- en letterkunde konden daardoor bij de reeds voorhandene gevoegd worden, en het gelukkig feit dat de ver- zameling met betrekking tot deze provincie vermeld op Kol. 605— 627 van Dl n van dezen Catalogus een zoo fraai geheel vormt, dat voor eene provinciale verzameling niet behoeft onder te doen, is voor een groot deel aan Ebloo Ysbwus te danken.

De geheele verzameling, waaraan in de Bibliotheek eene eereplaats gegeven werd, bestaat uit ruim 1850 boekwerken en vult 91 planken of 18 kasten, die, van een fraai geschilderd opschrift voorzien, eene duurzame herinnering vormen aan den man, die door zijne geschriften zich zulk eene blijvende plaats in de geschiede- nis der Nederlandsche letterkunde, en door deze schenking in die der aan haar ge- wijde Maatschappij verworven heeft!

Daarenboven werd door den erflater vrijheid gegeven eventuöele doubletten ten bate der Bibliotheek te verkoopen. Zoodra die verkoop zal plaats gehad heb- ben, wat met het oog op de overige dubbelen der boekerij tot heden niet kon geschieden, zullen voor de opbrengst dsi^van andere boeken, passende in het kader der verzameling- Verwijs gekocht en bij de overige gevoegd worden.

Ook verschillende voorname uitgevers brachten het hunne bij tot vermeer- dering onzer Bibliotheek. De Heer^n A. G. Kbüseman, J. H. Qbbhabd, J. B. Wol-

TKRS, MaBT. NuHOPP, S. E. VAN NOOTBN, A. W. SUTHOFF OU S. C. VAN DOBSBmiöH ,

om slechts enkelen te noemen, schonken dadelijk wat in vroeger of later tijd uit hun fonds ten geschenke gevraagd werd. Het buitenlandsch lid, de Noord- Ame- rikaansche generaal J. Watts db Pbystbb vereerde de Bibliotheek met eene merk- waardige verzameling boeken en kaarten met betrekking tot den Noord- Amerikaanschen oorlog; Dn W. N. nu Kibu schonk eene uitgebreide verzameling werken van en over W. BiLDBEDUK uit de bibliotheek van wylen Mr. L. C. Luzao; Joh. Hilman gaf een fraai exemplaar der prachtuitgaye van Vondbl's Werken door J. van Lbnnbp uitgegeven; Mr. J. T. Bodbl Nubnhüis, die jaren lang de Bibliotheek met belangrijke bedragen vermeerderd had, schonk o. a. z\jne uitgebreide verzameling portretten van a^estorven leden onzer Maatschappij. De op bldz. 425—28 en 707 16 van Dl I van dezen Catalogus vermelde fraaie collectie kinderboeken, is voor het grootste ge- deelte te danken aan de mildheid van den Heer Dr. J. Tidbhan, die deze voor de Maatschappij verzamelde ; de Heer Jahbs db FaBMBRv gaf verlof voor z\jne rekening

Digitized by

Google

aan te koopen een compleet exemplaar van de uitmuntende National-Bibliothek der Deutschen Klassiker, terwijl, zooals de jaarlijksche verslagen van den Bibliothecaris uitvoerig mededeelden, eene menigte andere leden onmiddellijk bereid waren om de leemten in de Bibliotheek, wat hunne werken betrof, aan te vullen, toen ik hen bij de bewerking van den nieuwen Catalogus daarop gewezen had, en in de laatste dagen, toen de Catalogus reeds bijna geheel afgedrukt was, verraste het Bestuurslid Dr. Jan ten Brink ons nog met een present-exemplaar zijner prachtuitgave Otuse hedendaagsche letterkundigen.

Behalve door deze geschenken van leden en nieWeden der Maatschappij , is de Bibliotheek vooral ook in de laatste jaren zeer verrijkt door het ruilen der door de Maatschappij uitgegeven werken tegen die, welke door binnen- en buitenlandsche Genootschappen in het licht gegeven worden. De uitgebreide lijst' daarvan achter ieder Verslag van den Secretaris-Bibliothecaris voorkomende, en de menigte boeken 'en tijd- schriften langs dien weg verkregen en in den Catalogus opgenomen, toonen genoeg- zaam aan op hoe breede schaal en met welk een gunstigen uitslag die ruiling plaats heeft.

Met aankoopen van boeken was men in den beginne spaarzaam. Slechts die boeken, welke voor de beide hoofdvakken der Maatschappij: Nederlandsche Taal- en Letterkunde en Geschiedenis van overwegend belang waren, werden voor rekening der kas aangekocht, en het eerste voorbeeld van dien aard, waarvan de Verslagen mel- ding maken, is, dat in 1777 door de Alg. Vergadering besloten werd tot den aan- koop der juist verschenen nieuwe uitgave van Kiliaén's Etymologicum. In 1778 schafte men zich het Groot Placaat en Charterboek van Friesland uitg. door G. F. Thob SoHWABTZBNBBRa EN HoHBNLANSBERG aan. De oorsto groote aankoop werd gedaan voor het Algemeen omschrifvend Woordenboek der NederL Taal (zie Kol. 167 van dl I van dezen Catalogus), waarvan de Maatschappij de voorbereidende bewerking op zich genomen had en waarvoor zij zich al de noodige bouwstoffen en hulpmiddelen trachtte te verschaffen. Toen toch werd op de verkooping der bibliotheek van den bekenden geleerde J. J. Schultbns een aanzienlijk getal belangrijke boeken en hand- schriften aangekocht, ten gezamenlijken bedrage van ƒ295.

Nog vele andere boeken en handschriften werden er in den eersten tijd nu en dan met het oog op dat Woordenboek aangekocht, en verder liet men geene ge- legenheid voorbijgaan om op verkoopingen , boeken en handschriften voor de Maat- schappy aan te koopen voor zooverre de toestand der kas zulks toeliet. Ondankbaar zou het zijn als te dezer plaatse geen gewag gemaakt werd van die leden, welke door buitengewone geldelijke bijdragen de Maatschappij daarin krachtig te gemoet kwamen. Hun getal is niet groot, daarom te meer hebben zij aanspraak op eene af- zonderlijke , erkentelijke vermelding. In 1837 vermaakte Jkhr. Mr. P. J. db Bye aan haar eene som van f 500.— met bepaalde aanwijzing om daarvoor hetzij éen, hetzy verschillende boekwerken aan te koopen. In 1843 werd men tot onderscheidene zoo

2

Digitized by

Google

gewone als buitengewone uitgaven voor de Bibliotheek in staat gesteld door een legaat van Mr. J. H. Hoeupft, eveneens bedragende /500--. In 1854: gaf Mr. H.J. Koenen ten behoeve der Boekerij eene som van f 80.— en 6 jaar later nog eene van /'25,— ; de Heer J. J. van Voorst stelde in 1860 flbO.— ter beschikking van het Bestuur om daarvoor aankoopen te doen op de verkoopingen zijner bibliotheek, welk loffelijk voorbeeld in 1870 door twee leden van het Bestuur werd gevolgd toen zij ieder ƒ 100.— schonken, om daarvoor eenige belangrijke werken van de auctie-MEULMAK voor onze Boekerij aan te koopen.

Door een en ander bleef 't mogelijk* de Bibliotheek ook door middel van aankoop te vermeerderen, en de woorden van de Bibliotheekscommissie in de voor- rede van den Catalogus van 1847 „dat er bijna geene noemenswaardige gelegenheid „verzuimd geworden (was), om voor de Boekerij in die vakken welke bij haarhoofd- „zaak zijn, datgene op te sporen en bijeen te verzamelen, wat haar nog scheen te „ontbreken" kunnen in 1887, vooral voor de laatst verloopen jaren, naar waarheid herhaald worden.

Nadat toch gedurende eenige jaren ten gevolge van kostbare, door de Maat- schappij uitgegeven boekwerken, de aankoop van nieuwe boeken tot de meest on- ontbeerlijke moest beperkt worden, en de bibliothecaris daarover in zijn Verslagen telkens klaagde dat zoo menige belangrijke auctie, waaronder die van J. vanLennep en Enschedé, plaats gevonden had, zonder dat hij iets voor de Bibüotheek had kun- nen koopen, en dat 't hem slechts mogelijk gemaakt was om op de verkooping van J. Meulman eenige werken aan te schaiBfen doordat twee leden van 't Bestuur ieder f 100. daarvoor beschikbaar stelden, was in 1876 in dien toestand eenige verandering ten goede gekomen, zoodat toen weder krachtig de hand geslagen kon worden aan eene stelsel- matige vermeerdering der Bibliotheek. Toen de Heer Th. J. I. Arnold bezig was met de bewerking van den nieuwen Catalogus der Tooneelstukken , deed zich de vraag voor of het niet wenschelijk zou wezen, dit gedeelte der Bibliotheek zoo volledig mogelijk te maken en door aankoop aan te vullen wat ontbrak. Die vraag werd bevestigend beantwoord en ruim 2500 stuks tooneelstukken werden gekocht en bij de verzameling gevoegd. En later toen ik bezig was met de rangschikking der Afd. Drukwerken, en wel der Afd. Nederlandsche Taal- en Letterkunde stuitte ik op zulk een groot aantal merkwaardige leemten en miste ik zulk eene menigte werken, die men in eene taal- en letterkundige verzameling als de onze het allereerst zou zoeken, dat ik van die ontbrekende boeken eene lijst maakte, van ruim 26 blz. folio. Het Bestuur gaf mij vergunning mij uit zijn naam tot de leden te wenden met verzoek door present-ex. hunner werken, voor zooverre die bij ons nog gemist werden, de Bibliotheek te hulp te komen (aan welk verzoek, zooals hierboven reeds medegedeeld is, door menigeen voldaan werd) , en tevens ontving ik verlof om oudere werken , of boeken die wij niet meer ten geschenke konden bekomen, aan te koopen. Daardoor werd ik in staat gesteld de Afd. Nederlandsche taalkunde. Dicht- en Prozawerken uit vroegeren tijd zooveel mogelijk te completeeren , de Afd. Berijmde psalmen, Gees- telijke liederen, Vertalingen van Bijbelboeken, Catechisatieboekjes enz. belangrijk uit

Digitized by

Google

ZI

te breiden, waardoor dan thans ook de genoemde afdeelingen de vergelijking met andere groote boekerijen met glans kunnen doorstaan.

Groote sommen werden daardoor aan de completeering der Bibliotheek besteed. Gedurende 1876-1887 werd niet minder dan f 6936.- aan haar ten koste gelegd, en te rekenen van 1824 (tot op dat jaar ontbreken de opgaven) is tot heden het aan- zienlijk bedrag van /•21791,85 ter uitbreiding der Boekerij betaald^).

Na deze beknopte uiteenzetting van het ontstaan en de uitbreiding onzer Bibliotheek mogen hier nu eenige woorden volgen met betrekking tot hare lotgevallen , of liever hare zwerftochten door Leidens straten, voor en aleer zij eene veilige schuil- plaats ontving onder het herbergzame dak der Universiteits- Bibliotheek. De Penning- meester der Maatschappij, Mr. J. G. La Lau maakte zich niet aan overdrijving schuldig toen hy op de Alg. Vergadering van het jaar 1848 de Boekerij vergeleek bij eene zwerveling, die van 't eene naar 't andere lokaal gejaagd werd, want van 1766—1877 moest zij niet minder dan acht malen verhuizen 1

In 1766 was zij geborgen in den reeds sedert vele jaren verbouwden Schut- tersdoelerij aan het einde van de Groenhazegracht , ter plaatse waar zich tegenwoordig de Kazerne der Artillerie bevindt. Vandaar verhuisde zy in 1778 naar een gebouw aan de Oude Vest, vroeger de Brouwerij De Oliphant^ en bleef daar tot op het laatst der vorige eeuw. Daarna tot 1818 werd zij bewaard in eene bovenzaal op deLange- brug, toebehoorende aan het Dichtgenootschap Kunst wordt door Arbeid verkregen. Tegen het einde van 1822 moest zij overgebracht worden naar de gewezen Regenten- kamer in het Sint-Catharinagasthuis op de Breestraat, waarover de Kerkmeesters der Waalsch-Hervormde Gemeente beschikking hadden en die door hen kosteloos ten gebruike der jSfaatschappij werd afgestaan. Nadat, eenige jaren later, een gedeelte van dat gebouw tot de bekende Stadsgehoorzaal was ingericht en de Maatschappij daar hare vergaderingen kon houden, kreeg de Boekerij daar in 1829 haar plaats op eene voor haar uitsluitend bestemde en afgesloten bovenkamer.

Spoedig echter bleek het dat, dank zij de voortdurende uitbreiding van de Bibliotheek, dit lokaal veel te klein en te bekrompen voor haar was. Na meer dan ééne vergeefsche poging om in hetzelfde gebouw of elders een ruimer lokaal te be. komen, slaagde het Bestuur in 1839 er in een geheel bovenhuis, uit drie vertrek- ken bestaande en toebehoorende aan Prof. Tydeman, in huur te verkrijgen, en werden de boeken daarop naar hunne nieuwe woning op het Qerechtsplein overgebracht.

Het duurde evenwel niet lang of het bleek dat ook dit nieuwe lokaal te klein was voor de steeds in uitbreiding toenemende Boekerij en vooral in 1841, toen het hierboven genoemde geschenk van Tooneelstukken ontvangen was, scheen het raadzaam naar een ruimer en meer geschikte lokaliteit om te zien. Daarmede ver-

1) De opgave der bestede gelden van 1824—66 ontleende ik aan het Gedemktchrift , terwfjl de welwil- lende inlichting ?an omen Penningmeester mQ in staat stelde het bedrag der laatste 80 jaren daarbQ te voegen

Digitized by

Google

liepen eenige jaren; de Bibliotheek werd voortdurend grooter, de behoefte aan meerdere ruimte deed zich hoe langer hoe meer gevoelen en, wat erger was, de huur dier kamers werd tegen 1 October 1848 opgezegd. Wat te doen? Weder een lokaal huren en zich opnieuw aan de wisselvalligheid van een gehuurd perceel blootstellen, of moeite doen om door middel eener geldleening een voldoend kapitaal bijeen te krijgen tot het oprichten van een gebouw, waarin de Maatschappij hare vergaderingen zou kunnen houden en hare Bibliotheek zou kunnen bergen? Men koos het laatste. Op de Alg. Vergadering van 1848 werd daarop besloten tot het uitschrijven eener nego- tiatie van /" 10,000 verdeeld in 100 aandeelen k /"lOO.— , maar de tijden waren on- gunstig en de onderneming mislukte daar slechts 27 aandeelen geplaatst werden ^).

Prof. Tydbman, hoe zeer verlangende, om zijne kamers voor zijn eigen biblio- theek ontruimd te zien, had de goedheid gehad de huur tot November 1849 te ver- lengen, en bood daarna, daar hij onmogelijk zijne kamers langer missen kon, voor denzelfden huurprijs drie vertrekken aan in een hem toebehoorend huis aan de Papen- gracht. Dit aanbod werd aangenomen en in Juli 1849 werden de boeken daarheen overgebracht.

Ondertusschen was er eene leening voor een gebouw van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen tot stand gekomen; onze Maatschappij had daarin voor eenige aandeelen geteekend en daardoor kon zij met het Nut een contract sluiten, waarbij voor 25 jaren de noodige ruime lokalen tot berging harer Bibliotheek in het nieuwe gebouw gehuurd werden. In October 1850 werd dit gebouw aan de Steen- schüur betrokken en de boeken, ter nauwemood tot rust gekomen in de ongezellige vertrekken op de Papengracht, werden opnieuw uit de kasten gehaald en gebracht naar het Nutsgebouw.

Met deze verandering, die werkelijk eene groote verbetering was, kon de toenmalige Bibliothecaris voorloopig tevreden zijn. Nu toch was er voldoende ruimte; voor de behoorlijke plaatsing der boeken was zorg gedragen en eene afzonderlijke lees- kamer voor de bezoekers opengesteld. Na verloop van eenige jaren evenwel kwam het „spook van gebrek aan ruimte" zich opnieuw vertoonen, wèl voorloopig in het verschiet, maar het kwam toch nader en nader. De onvoldoende binten van het ge- bouw gedoogden niet dat er nieuwe kasten bijgezet werden, zoodat het Bestuur in overleg moest treden met de Commissie voor het gebouw en er in slaagde nog éen vertrek te huren tot 1875. Daar^lede was men voorloopig weder geholpen; het duurde echter niet lang of de bibliothecaris begon al weder te spreken over onvol- doende ruimte. Hoe grooter toch het getal Genootschappen werd waarmede men in betrekking trad, des te grooter werd ook het getal tijdschriften en vervolgwerken dat men ontving, die alle niet slechts plaatsruimte voor zich zelve vroegen, doch ook voor de deelen die n^ hen zouden komen. Daarby kwamen bezwaren van ande- ren aard. Volkomen te recht toch vroeg de voorzitter Dr. M. de Vries in zijne ope- ningsrede voor de Alg. Vergadering van 1868, toen hij de leden opwekte om door

1) Zie HandeUngen 1848 bldx. 102 en 1849 blds. 28.

Digitized by

Google

XTII

de benoeming van Dr. H. C. Rogge tot Bibliothecaris, de toekomst der Bibliotheek te verzekeren: „Doch wat spreek ik van het verzekeren harer toekomst? Wat is „onzekerder dan het lot van dien boekenschat, met zooveel zorg en kosten verza- „meld, een der schoonste sieraden van ons Leiden, ja van ons vaderland? öehuis- „vest in dit gebouw, zoo lijnrecht het tegendeel van wat men „hecht, sterk en „weldoortimmerd" pleegt te noemen; besloten binnen holle muren, met krullen op- „gevuld; omringd van een aantal vertrekken met brandende gaslichten en gloeiende „kachels , niet zelden eene poos lang verlaten en zonder toezicht ! Eén ongeval slechts, „en wat wordt er van de toekomst onzer bibhotheek!"

Zoozeer was het Bestuur overtuigd van het werkelijk gevaar, dat het toen reeds maatregelen genomen had om althans haar kostbaarste handschriften en boe- ken, datgene waarvan het verlies onherstelbaar zou wezen, in veiligheid te brengen en werden die Meinooden door het Bestuur der Academische Bibhotheek bereidwilhg onder zijne bescherming genomen.» Ter bekoming van plaatsruimte werd daarop in 1874 de groote verzameling der Genootschapswerken mede daarheen overgebracht, en werden tevens met de Directie onderhandelingen aangeknoopt tot bei^g der geheele Boekerü in het gebouw der Acadenaische Bibliotheek. Een gunstig onthaal viel aan dit voorstel van de zyde der daarin betrokken autoriteiten ten deel. Plan- nen tot verbouwing en uitbreiding van het bestaande gebouw door daaraan een nieuwen vleugel toe te voegen, uitsluitend bestemd tot berging der boeken van onze Maatschappij, werden ontworpen en door de verschillende colleges goedgekeurd en, nadat bij Contract, den 2^^*^ Oct. 1876 gesloten met de Curatoren der Hoogeschool, de Maatschappij hare geheele Boekerij in bruikleen afetond aan de Bibliotheek der Hoogeschool ^), werden de boeken in den loop van 1877 naar hunne nieuwe bewaar- plaats overgebracht.

Die verplaatsing van de Boekerij en hare vereeniging met die der Hooge- school had eenige gewichtige veranderingen in de Wet ten gevolge, waarvan de voornaamste vöor ons was dat van toen af de Secretaris tevens BibUothecaris werd. De werkzaamheden van den Bibliothecaris waren dan ook door deze overbrenging zóo verminderd, dat beide betrekkingen gevoegüjk door één persoon konden waar- genomen worden. Hadden de BibUothecarissen vroeger te zorgen voor alles wat de Bibliotheek betrof, zooals het catalogiseeren, de adnainistratie van het uitleenen, die van de boeken welke gebonden moesten worden enz., door de overbrenging naar de Rijks-Bibliotheek is . dat werk verminderd tot het eenvoudig in ontvang nemen der boeken die aan de Maatschappij gezonden worden, de zorg voor het aankoopen van boeken, het aanteekenen daarvan in het journaal en de verzending der boeken naar de Bibliotheek der Rijks-üniversiteit, waar verder alle overige werkzaamheden door de daarvoor aangestelde ambtenaren verricht worden. En die werkzaamheden zijn

1) Zie Handelingen 187S blz. 79—33 en de Byiage tot de Handelingen over 1877.

Digitized by VjOOQIC

XIV

waarlijk niet gering. Vooral niet doordat (om van de catalogiseering, de plaatsing en de nummering der boeken niet eens te spreken) thans oneindig meer boeken uitge- leend worden dan vroeger het geval was, en de geheele omvangrijke administratie daar- van , door die overbrenging , uit handen van den Bibliothecaris der Maatschappij genomen en op de schouders gelegd werd der Heeren J. P. db Saüvagi, 1^^, en P. M. Spillb, 2den Custos der Universiteits-Bibliotheek , wier toch reeds drukke bezigheden daardoor meer dan verdubbeld werden; te meer daar aan eerstgenoemde de verplaatsing en vernummering van een groot gedeelte der tooneelstukken opgedragen moest worden, en door laatstgenoemde voor het afzonderlijk uitknippen en opplakken van de dui- zenden in dezen Catalogus voorkomende titels, ten behoeve van den in de Universiteits- Bibliotheek gebruikelijken Kaart-CataJogus gezorgd wordt. Ook de werkzaamheden der andere beambten en bedienden werden door deze overbrenging meer dan verdubbeld.

In meer dan één opzicht kwam die overbrenging aan de Maatschappy ten goede. Niet slechts kon zij nu overtuigd wezen dat hare kostbare , beroemde Boekerij in eene in alle opzichten veilige haven aangeland was en dat voor haar goede zorg gedragen werd, zoodat het Bestuur nu geen maatregelen meer behoefde te nemen tot het oprichten van een eigen gebouw; ook de kas werd daardoor zeer gebaat, daar voortaan alle boeken, zoowel die welke de Maatschappij reeds bezat, als die welke zij in het vervolg ontvangen zou, voor rekening der Universiteits-BibUotheek opgeknapt en gebonden zouden worden.

Het toezicht op de Bibliotheek, tot in 1829 toevertrouwd aan den Secretaris , werd in dat jaar opgedragen aan eene commissie, bestaande uit Mr. H. W. Tydbman (Secretaris van 1822—47), Mr. J. T. Bodel Nijbnhüis en Dr. J. T. Bbrqman, welke beide laatstgenoemden sedert de Wet van 1847 als Bibliotheeksraden een lange reeks van jaren onafgebroken werkzaam gebleven zijn. Onder het bestuur van dit drieman- schap trad de Bibliotheek een nieuw tijdperk in, en wel van gestadigen vooruitgang en toenemenden bloei, waardoor zij langzamerhand in omvang en belangrijkheid toe- nam. En dat zij zóó geworden is als wij haar thans kennen, is voor een groot deel aan genoemd drietal, meer bepaald aan Bodel Nuenhüis en Bergman verschuldigd. Gedurende een groote reeks van jaren hebben zij geheel belangeloos een ontzaglijk aantal uren aan de Bibliotheek gewyd. Jaren lang hebben zij alleen al het werk gedaan dat er te doen was: catalogussen van boekverkoopingen nagezien, boeken be- schreven en gerangschikt, catalogussen gemaakt, drukproeven verbeterd, correspon- dentie gevoerd, in één woord zij hebben alles gedaan wat te doen viel en zich daar- door in de geschiedenis onzer Bibliotheek een blgvende plaats verzekerd.

Toen in de Wet van 1847 de bepaling opgenomen was dat er een afzon- derlijke Bibliothecaris wezen moest, werd Dr. L. J. F. Janssen daartoe benoemd, doch daar deze de benoeming niet aannam, bleef de Bibliotheekscommissie opnieuw voor de belangen der Bibüotheek zorgen, totdat in 1848 Jkhr. W. I. C. Rammel- man Elsevier tot Bibliothecaris benoemd werd. Deze werd door redenen voor hem van overwegend belang genoodzaakt reeds in Januari 1849 zijn betrekking neder te leggen , zoodat de Bibliotheekscommissie weder voorloopig het bestuur in handen nam.

Digitized by

Google

In de Alg. Vergadering van 1849 werd de bepaling in de Wet opgenomen dat de Bibliothecaris voortaan geen lid van 't Bestuur wezen, doch daarentegen eene bezol- diging van ten hoogste ƒ 500.— ontvangen zou. Als Bibliothecaris werd toen tevens Mr. L. Ph. C. van den Bbb3h benoemd, die tot 1852 , toen hij aan het Rijks- Archief geplaatst werd, deze betrekking met veel kennis, groeten ijver en nauwgezetheid waarnam. Tot zijn opvolger werd gekozen Dr. L. A. te Winkel , die in alles het voorbeeld zijns voorgangers volgde en o. a. met medewerking der Bibliotheekscom- missie in 1858 een eerste en in 1857 een tweede Supplement op den Catalogus gaf. Tot het voorjaar van 1862 bleef Dr. L. A. te Winkel werkzaam, toen hij zijn ont- slag nam, daar hij toen zijne krachten onverdeeld aan het Woordenboek der Neder- landsche taal moest wijden.

Niet dadelijk werd er een opvolger voor Dr. tb Winkel benoemd. Eenige maanden vroeger was in de plaats van Mr. J. T. Bodel Nijenhuis Dr. W. N. du Rieu tot Secretaris benoemd en deze nam voorloopig onbezoldigd de betrekking van Bibliothe- caris waar, totdat in de maandelijksche vergadering van Oct. 1862 Dr. W. Bisschop tijdelijk en in de jaarlijksche vergadering van 1868 definitief als zoodanig benoemd werd. Deze wijdde zijn zorgen aan de Bibliotheek totdat h\j in 1867 door zijne benoeming aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Leeuwarden daarheen vertrekken moest, en op- gevolgd werd door Dr. H. C. Rooge, die tot in 1878 deze betrekking met groote toe- wijding, veel kennis en liefhebberij waarnam en wel onder de meest ongunstige omstandigheden. De Bibliotheek, toch , door de zorgen der verschillende Bibliothecarissen gaandeweg zeer uitgebreid, werd dit nog meer door Rogoe's bemoeiingen en voort- durend werd deze geplaagd door het steeds toenemend gebrek aan ruimte in een gebouw dat, zooals hierboven reeds gezegd is, niet vrij van brandgevaar was. Daarbij kwam dat de toestand der kas niet altoos toeliet dat hy op verkooplngen nog steeds ont- brekende boeken aankocht. Omstandigheden die alleszins geschikt zijn om, zelfs bij den meest gverigen Bibliothecaris, de liefhebberij en toewijding te doen verminderen. In ieder door hem uitgebracht Verslag (waarvan ik de lezing ten zeerste aanbeveel aan ieder die een blik wil slaan op het lief en leed in het leven van een bibUothe- caris) kwam hij met krachtige woorden op deze omstandigheden terug, en 't is on- getwijfeld voor een groot deel aan zijne klemmende betoogen te danken dat het Be- stuur in onderhandeüng trad met de Directie der Universiteits-Bibliotheek en met de Regeering,* waardoor thans de Boekerij in een veilige en ruime woning geborgen is.

Eene eervolle onderscheiding, de benoeming van Dr. H. C. Rogge tot Bi- bliothecaris der Universiteit van de stad Amsterdam, was oorzaak dat hy in 1878 zijn betrekking in de Maatschappij moest nederleggen en opgevolgd werd door den Heer J. J. A. A. Fbantzbn, die tevens tot Secretaris der Maatschappij benoemd was. Deze bleef de betrekking van Secretaris-Bibliothecaris waarnemen tot in 1886 , toen hij door zijne benoeming tot Leeraar aan het Gymnasium te Amsterdam daarheen vertrok en vervangen werd door den tegenwoordigen Secretaris-Bibliothecaris Dr. A. Kluyveb.

Digitized by

Google

In 1829 verscheen voor het eerst een Catalogus van de Bibliotheek onzer Maatschappij, een boekdeeltje van 150 bldz. De samenstelling daarvan had voor het toenmalig Bestuur nog al eenige moeilijkheden, vooral met betrekking tot de oude handschriften en de oude drukwerken. Het toeval was het echter gunstig daar des- tijds de bekende beoefenaar der oude Nederlandsche letterkunde H. Hoffmann van Fallersleben , die zich later zulk een gunstigen naam verworven heeft door de uit- gave der Horae Belgicaej zich hier te lande bevond en bereidwillig op zich nam de oude handschriften te beschrijven, welk werk hij zoozeer tot genoegen van het Bestuur volbracht, dat zijne beschrijving, in het Hoogduitsch gesteld en thans nog in de Bibliotheek der Maatschappij berustende (Zie Catal. der fla/icfecAn/ï^ N®. 980) , voor den Catalogus van 1829 tot grondslag gestrekt heeft. Mr. H. W. Tydbman en Mr. J. T. BoDBL NuENHijis , voor de beschrijving der drukwerken uit de 15® eeuw bijgestaan door Baron van Westrbbnbn van Tibllandt, zorgden voor het overige, en zoo zag in 1829 de langverwachte Catalogus het licht, tot 1840 gevolgd door niet minder dan 12 Supplementen.

Dat het raadplegen van dezen Catalogus door al die elkander opvolgende jaar- lijksche Supplementen gaandeweg moeilijk, bijna onmogelijk werd , spreekt wel vanzelf, en de behoefte aan een nieuwen Catalogus , waarin al die Supplementen opgenomen zou- den zijn, deed zich hoe langer hoe meer gevoelen. Daarbij kwam dat de voorraad exemplaren van den Catalogus zelf langzamerhand uitgeput raakte, zoodat in 1840 besloten werd tot de uitgave van een nieuwen. Na de eerste voorbereidende werk- zaamheden kon in 1841 met het drukken der Afd. Handschriften en Drukwerken met geschreven aanteekeniogen begonnen worden, die dan ook in 1842 op de Alg. Vergadering ter tafel gebracht werd. Ondertusschen was het belangrijke, hierboven genoemde, geschenk van tooneelstukken ontvangen dat nog in den nieuwen Catalogus moest opgenomen worden, en dat de beschrijving van deze massa boeken aan het drukken groote vertraging gaf, laat zich begrijpen. In 1847 kwam men echter met alles gereed en kon de Catalogus, bewerkt door Mr. H. W. Tydeman, Mr. J. T. Bodel NuBNHuis en Dr. J. T. Beroman in 2 dln het licht zien, gevolgd in 1849 door den Alphabetischen Bladwijzer, geheel bewerkt door J. T. Bergman, in 1853 door een Bijvoegsel van de boeken in 1848 tot 1852 ontvangen en in 1857 door een Tweede Bijvoegsel de aanwinsten van 1853 --57 vermeldende, beide bewerkt door Dr. L. A. TE Winkel met medewerking van de beide leden der Bibliotheekscommissie.

Reeds in het najaar van 1861 bleek alweder de behoefte aan een nieuw Supplement en de toenmalige Secretaris, Dr. W. N. du Ribü, nam de taak op zich, de uitgaaf daarvan te bezorgen. Daar de voorraad der beide vorige Supplementen zoo goed als uitgeput was, werd besloten niet weder een Supplement te geven, doch de in 1853 en 1857 verschenen Bijvoegsels te vereenigen met de opgave der sedert 1858 bygekomen boeken en als een derde deel van den Catalogus van 1847 te doen ver- schijnen. De titels voorkomende in de beide nu vervallen Bijvoegsels werden door Dr. W. N. DU RiEU samengesmolten met de nog niet gedrukte titels ; alle boeken wer- den door hem naar de indeeling van den Catalogus van 1847 gerangschikt; Dr. J. T.

Digitized by

Google

icvit

BfiBöMAK zorgde voor de indeeling der Handschriften en der ïaalkundige werkeü, Mr. J. T. BoDBL NiJBNHTJis nam op zich die der Afd. Gteschiedenis , en zoo zag in 1864 het derde deel van den Catalogus het licht, het Byvoegsel bevattende over de jaren 1848 1862. In 1865 verscheen de Alphabetische Bladwyzer op de drie deelen, waardoor het Eegister op de eerste twee doelen verviel , en ook dit nieuwe Register was het werk van Dr. J. T. Beboman.

In 1878 werden de handen aan het werk geslagen om alweder den Cata- logus te herdrukken. De voorraad der beide doelen in 1847 verschenen was uitgeput en die van het 3c dl, in 1867 uitgegeven, zeer gering geworden. In dezen nieuwen druk zou men de titels voorkomende in de drie doelen tot een geheel vereenigen , de titels der nieuw bijgekomen boeken daarin opnemen en daardoor te zijner tijd een geheel nieuwen Catalogus geven. Terwijl Dr. H. C. Roggb zich onledig hield met de be- schrijving en rangschikking der Handschriften , daarin door Dr. W. N. du Rieu krach- tig bijgestaan , werd aan den Heer Th. J. I. Abnold de rangschikking der titels van de Drukwerken opgedragen. In 1877 verscheen daarop de Afd. van den Catalogus, geheel gewyd aan de Handschriften en bewerkt door Dr. H. C. Rogge. Ondertus- schen was door den Heer Abnold een begin gemaakt met de rangschikking der titels van de boeken, doch deze stuitte daarbij spoedig op groote bezwaren, daar het weldra bleek dat daaraan nog meer werk verbonden was, dan men zich aanvankelyk voor- gesteld had. De titels van den ouden Catalogus, door meer dan tien verschillende personen achtereenvolgens opgeschreven, bleken niet alle bruikbaar te zijn, en niet meer te voldoen aan de strenge eischen die de bibliographie tegenwoordig laat gelden, en bijna alle boeken moesten daarom opnieuw beschreven worden. Toen de Heer Abnold, die zich te Leiden metterwoon gevestigd had om zich geheel aan dat werk te kunnen wijden, ruim 12000 titels geschreven had, werd besloten om vóór den Cata- logus der Drukwerken, dien der Tooneelstukken en der werken over het Nederlandsch Tooneél het Ucht te doen zien. Hij het de verdere bewerking der overige titels daarom voorloopig rusten, en begon aan de nieuwe beschrijving der duizenden tooneel- stukken, waarbij zich niet bepaalde tot die welke afzonderüjk verschenen waren, maar ook de in tijdschriften en verzamelwerken voorkomende tooneelstukken opnam. Toen die belangrijke afdeeling gereed was, bleek het hem dat daaraan eene menigte oudere en nieuwere stukken ontbraken en , daar men gaarne door dien Catalogus een zoo volledig mogelijk overzicht onzer tooneelliteratuur wilde geven, werd besloten, zooaJs hierboven reeds gezegd is, om door middel van aankoop in die leemten te voorzien. Ruim 2500 stuks werden daardoor bij de bestaande collectie gevoegd en in den nieuwen Catalogus opgenomen, waardoor de uitgave wèl werd vertraagd, doch waardoor dan ook, toen de Catalogus met zijne ongeveer 8900 titels van Nederland- sche Tooneelstukken als eerste vrucht van Abnold's onafgebroken arbeid het licht zag, aan alle beoefenaren der Nederlandsche letterkunde door onze Maatschappij een dienst bewezen werd die nimmer genoeg kan worden gewaardeerd, en de naam van Th. J. I. Abnold is daardoor voorgoed aan onze tooneeUitei-atuur verbonden.

Zoodra deze belangrijke afdeeling aan de leden verzonden was, werd de

Digitized by

Google

xvtil

verdere bewerking van de overige drukwerken weder met kracht ter hand genomen , zoodat de Secretaris ter gelegenheid der Alg, Vergadering van 1879 aan de leden het heuglijke bericht mededeelen kon, dat de Heer Arnold binnen weinige weken met de rangschikking der Afd. Letterkunde gereed zou wezen, zoodat die Afd. dan misschien in het najaar zou kunnen verschijnen, en de tweede Afd. spoedig daarna zou kunnen volgen, „zoodat", aldus besluit de Secretaris zijn opwekkend verslag, „ik hier ten slotte de blijde hoop kan uiten, dat, wanneer wij in 't volgende jaar „hier zullen vergaderen, de druk van onzen Catalogus geheel afgeloopen zal zijn".

Maar »• niit des Geschickes Machten

„Ist kein ew'ger Bund zu flechten", want de Heer Aenold werd weinige maanden later benoemd aan de Bibliotheek te Gent en vertrok dé^rheen, zoodat de bewerking van den Catalogus voorloopig door hem gestaakt moest worden. De plannen door hem gevormd, om te Gent den Catalogus verder af te werken ,